The making of Bliss, deel 2 — de improvisatie ‘Into the dark’

Een van de nummers op mijn album Bliss is Into the dark, een vrije improvisatie. Een kijkje in de keuken.

Waar gaat je aandacht heen als je je ogen sluit? Als je eenmaal tijd en ruimte hebt gecreëerd, wat gebeurt er dan, kun je die vrijheid aan? Welke bewegingen maak je als je alles loslaat?

Woorden en melodie hebben een aantal dingen met elkaar gemeen. Eén van de meest essentiële kenmerken is ritme.

Woorden, lettergrepen en klanken krijgen een bepaalde nadruk en dat geeft ritme, dat geeft cadens. Maar er zijn meer overeenkomsten.

Je hoeft niet meteen te begrijpen wat je hoort. Wanneer je je graag door de klank en het ritme laat meevoeren, is dat genoeg. De ervaring van het geheel is veel meer dan de overdracht van de informatie.

Het begrijpen van wat je hoort is bij het muziek luisteren dus niet zo relevant; het is een hele andere manier van luisteren dan wanneer je een betoog beoordeelt op inhoud, ratio en logica. Ik kan me goed vinden in deze woorden:

‘When we make music we don’t do it in order to reach a certain point, such as the end of the composition. If that were the purpose of music, then obviously the fastest players would be the best. When we are dancing we are not aiming to arrive at a particular place on the floor as in a journey. When we dance, the journey itself is the point. When we play music the playing itself is the point.’ — Alan Watts

Herhalen

Gedichten schrijf je ook anders dan een verhaal. Herhalingen bijvoorbeeld, kunnen in een gedicht of een speech heel functioneel zijn. Dat zou je bij sommige andere teksten nooit doen. Herhalingen doen iets met je onbewuste. Het is ritme, het is klank, het is een energie waar je in mee wordt gezogen.

Grote sprekers zoals Barack Obama gebruiken dezelfde effectieve methode om hun boodschap te laten ‘zinken’ net zoals succesvolle dichters en rappers. Het is niet aleen spreken, het is ook een performance.

Hoe meer kanalen je openzet om mensen te bereiken, hoe sterker je signaal. Het onderliggende gevoel, dus de manier waarop je het brengt, bepaalt dus voor een groot deel hoe het overkomt. Soms meer dan de woorden zelf.

Metaforen

Uiteraard zijn woorden wel degelijk belangrijk. Zoals de taal metaforen heeft, die ons in staat stellen om bij de ontvanger een gevoel van herkenning te bewerkstelligen, zo vindt de luisteraar in de muziek houvast in bepaalde herkenbare klanken, herhalingen, patronen, hooks en motieven.

Dit is goed voor de toegankelijkheid. Hoe meer mensen zich erin herkennen, hoe breder de muziek wordt gevoeld en gedragen, hoe hechter de onderlinge band wordt in een publiek, hoe sterker het geloof in jouw verhaal.

Metaforen geven woorden vleugels. Er ontstaat een betekenis die verder gaat dan de letterlijke betekenis van de woorden. Herkenbare patronen zorgen ook dat een melodie blijft ‘hangen’.

Het is de lichaamstaal van muziek, waar je onbewust meteen op reageert. Zap je weg of maak je een dansje?

Naast herkenbaarheid is een bepaald snoepje ook een kenmerk van goede melodieën. Iets verrassends, iets wat het anders maakt dan anders, een vondst, iets unieks.

Improviseren

Maar: genoeg geanalyseerd. Hoe werkt nu een solo-improvisatie? In het geval van Into the dark was er geen vooropgezet plan.

Solo improviseren is alsof je een grote keukentafel helemaal leeg maakt. Je neemt een ingrediënt en je goochelt er eens wat mee. Je pakt er nog één of twee en je gaat aan de slag.

Klooien, kneden, construeren, afbreken, zijstraten bedenken, bruggetjes bouwen, avontuur zoeken, grenzen aanraken, spanning maken, ontladen, proeven.

Veel anders dan wat een kind met LEGO of in de zandbak doet, is het eigenlijk niet. Het heeft ook niet altijd een begin en een eind.

Heel intuitief, op de tast bijna, ontvouwt zich iets voor je ogen en oren, waarbij je niet eens tijd hebt om het tussendoor te benoemen. Dat leidt maar af.

Je wilt wel erbij blijven met je volledige aandacht. Geaard in je lijf. Bewust van wat je voelt en kunt, maar gericht op het instrument. Op wat er gebeurt in de ruimte. Klaar om meteen te handelen.

Scherpte

Niet weten wat er komen gaat, is al genoeg om jezelf scherp te houden (Dat lukt me wel met muziek maar met veel dingen niet, zoals plastic zakjes openmaken in de supermarkt, of snoeren uit elkaar halen — of nee: kleerhangers één voor één uit de kast halen en dingen met chocola want dan ben ik altijd te gulzig; of lopen op een station. Ik doe relaxed maar ik ben onrustig want ik vind wachten meestal nutteloos dan ga ik heel zelfverzekerd lopen alsof ik de hele wereld over ben gereisd, wat ook wel zo is, gedeeltelijk, maar daar wil je ook weer niet mee te koop lopen. Enfin misschien ben ik daarom wel muzikant geworden).

Aanwezig

Improviseren vraagt een bepaalde aanwezigheid. Als ik het zo bestudeer bij artiesten die ik goed vind — en dat doe ik al een tijdje — bespeur ik een bepaalde focus. Hoe je zoiets noemt weet ik niet, maar het stelt mensen in staat om dingen voor elkaar te krijgen op dat moment. Het geeft je toegang tot de bronnen die in jou aanwezig zijn.

Van niets ‘iets’ kunnen maken.

Het is niets bovennatuurlijks, maar het is wel een belangrijke eigenschap en het is ook te leren. Ik ken mensen die ‘het’ eerst niet hadden en nu wel. Maar vraag het de artiesten in kwestie: het is veel, lang en hard werken.

Diepte

Je overgeven aan het ‘nu’ is niet altijd makkelijk. Hoewel ik het als een bevrijding ervaar om me uit te kunnen drukken in muziek, is er meestal eerst iets voor nodig om die ruimte te voelen.

Een inzicht, een moment van acceptatie. Dat is elke keer anders. Je neemt alles mee wat er op dat moment in je leven speelt. Het hoeft geen gevecht te zijn, maar het aangaan van zo’n confrontatie voelt wel vaak als iets moedigs.

Weten dat er iets moois uit kan komen, het maar gewoon dóen zonder veel vijven en zessen. Dat moois is dan misschien niet eens het perfecte saxofoonspel wat er uitkomt (want perfect is het nooit), maar het spelen zelf.

Het bereiken van een bepaalde gelukzaligheid in het moment is op één of andere manier altijd mogelijk. In elk geval met mijn saxofoon in de mond. Dat is mijn geluk.

De keizer van de melodie is natuurlijk Johann Sebastian Bach. Zonder anderen tekort te doen, is het werk van Bach voor mij een soort oermuziek: rijkdom, rijpheid en heelheid. Kun je nog dichter bij God komen dan dit? Neem nu deze  Fluitpartita in a klein BWV 1013 (video):

Dit is zó duidelijk van klank, dat je de akkoorden er zó onder kunt zetten (iets wat trouwens ook een goede invalshoek is bij het bestuderen van baslijnen).

Wanneer je de akkoorden analyseert, komt daar een prachtig ‘heel’ verhaal, heel verband uit maar voren.

Op basis van muzikale functies kun je al een hele mooie boom opzetten.

Hoe werkt dat? Bijvoorbeeld aan de noten die op zware maardelen worden gespeeld; die vormen het harmonische ‘geraamte’. En sterke melodie blijft op vrijwel elk instrument gemakkelijk overeind, omdat het goed in elkaar steekt. Het heeft een kop en een staart, de spanning wordt mooi opgebouwd, thema’s en variaties worden gedegen uitgewerkt, de omvang, vorm en lengte ondersteunen hetzelfde sterke idee.

Enfin, genoeg redenen te bedenken. Of Bach dit intuitief deed, weet ik niet. Maar zijn muziek heeft voor mij iets van een volmaakt huwelijk tussen logica, vorm en gevoel.

Gödel, Escher, Bach

Het kan natuurlijk zijn dat deze namen u niets zeggen. Mooi, dan bevindt u zich precies in dezelfde positie als ik in 1986. Ik was een jaar of zestien en had het boek ergens opgeduikeld. Waarschijnlijk uit mijn vader’s bibliotheek, want hij heeft zo’n beetje alle boeken ter wereld.

Met het werk van Bach en Gödel was ik nog onbekend, maar ik was wel al fan van Escher.

Ik had een hele leuke wiskundeleraar (Peter Kester) en met hem raakte ik erover aan de praat. Hij legde me een paar wiskundige dingen uit (voor kenners: de ‘mu’ stelling).

Ik snapte er de ballen van maar vond het wel heel interessant. Het is zo’n boek waarvan ik op mijn 85e moet toegeven dat ik er nog steeds weinig van begrijp. Dat is ook helemaal niet erg.

Toch heeft het boek mijn nieuwsgiergheid aangewakkerd en dat is mooi. Sommige onderdelen in het boek begreep ik wel en op één of andere manier ving ik daardoor een glimp op van de magie van zowel Escher als Bach.

Dat wiskunde en muziek met elkaar te maken hebben geloof ik wel. Er zijn veel bewijzen van en er liggen zoveel interessante verbanden, denk alleen al aan de boventoonreeks. Een artikel op zich.

Het heeft allemaal eigenlijk ook weinig te maken met Into the dark.

Bach heeft een belangrijke weg aangelegd voor hoe de enkelvoudige, ‘lineaire’ melodie beweegt. Dezelfde wetmatigheden liggen uiteindelijk ook ten grondslag aan de bebop. Wie solo’s van bijvoorbeeld Clifford Brown, Paul Desmond en Charlie Parker naast het werk van Bach legt, ziet duidelijke overeenkomsten.

De analogie van de melodieën is steeds kraakhelder, ijzersterk en alles heeft een natuurlijk verloop. De bouwstenen zijn gelijk.

Terug naar Into the dark.

Risico

Producer Udo Pannekeet daagde me uit. De energie van geïmproviseerde nummers is wezenlijk anders dan de nummers die ik tot in detail had voorbereid.

We wilden dat gevoel van alertheid en nieuwsgierigheid ook op het album ‘vangen’. Al is het altijd een risico, want als je eenmaal begint kun je niet meer terug (niet alle takes waren bruikbaar).

Maar áls er iets leuks gebeurt, heb je de magie van een volkomen uniek moment te pakken.

Die onzekerheid van het improviseren inspireert mij juist. Zekerheid in jazz vind ik maar saai.

Vraagteken

De openingsthema’s hebben wat donkere intervallen (vaak geassocieerd met mineurklanken). Ook is er continu een tooncentrum in het lage register van de sax. Het hoge register zal bij de luisteraar eerder als ‘licht’ worden ervaren, maar dat is een niet-onderbouwde aanname. vandaar dat ik deze titel heb gekozen.

In de ruimte ontstaat er een ‘spel’ tussen saxofoon en akoestiek, waarmee tegelijk een muzikaal (harmonisch) verband wordt gesuggereerd. Dat er misschien helemaal niet is. Maar die suggestie hangt als een vraagteken in de lucht.

En dat was voor mij genoeg.

tom beek (c) hans reitzema

Tom Beek, saxofonist, tekstschrijver, webdesigner en fotograaf. Onregelmatig op Twitter en Instagram. Eindredacteur Jazz Bulletin. Nerd/helpdesk/detective. Gek op jazz, koffie en camera's. Ruikt aan boeken.

4 gedachten over “The making of Bliss, deel 2 — de improvisatie ‘Into the dark’”

  1. Inspirerend verhaal, ik ga meteen een stukje tekst improviseren. Leuk hoe je dat verband legt en boeiend om als niet-muzikant te lezen over improviseren.
    Groet, Ida

    Beantwoorden

Plaats een reactie