Nostalgia in Times Square

Ik was vijftien en wist niet waar ik moest beginnen met jazz. Dan maar naar de bibliotheek. Toen ik Nostalgia in Times Square hoorde gebeurde er iets.


In tijdschriften en kranten spelde ik de platenrecensies, in de hoop daaruit een gouden tip te destilleren. Ik leerde meteen: voor goede jazz moet je dóórzoeken.

Langzaam kwam ik meer te weten over de muziek, via de boeken van Bert Vuijsje, Jules Deelder en Hans Dulfer. Het duurde niet lang of de musici waar ik over las werden mijn helden: Ben Webster, Stan Getz, Oscar Peterson, Paul Desmond, Sonny Rollins, Benny Goodman.

Niet veel later bezocht ik een jazzfestival in de stad. Dichterbij het vuur kón bijna niet. De eerste act die ik zag was een combo van Utrechtse conservatoriumstudenten – dat lijkt een overbodige toevoeging, conservatoriumstudenten, maar in die tijd werden zij door de jazz-journaille beschouwd als een soort plaag.

Jazz studéren, dat kan helemaal niet! Het spontane zou naar de achtergrond verschuiven, de romantiek van de jazz zou verdwijnen, het einde der tijden etc. Met dat in gedachten zat ik er klaar voor.

Ik zat veel te vroeg op de eerste rij. Voor ze begonnen zocht ik naar een spoor van herkenning, maar ik vond geen enkele uiterlijke overeenkomst met de melancholieke, rokende helden die ik kende van de Blue Note-platenhoezen. Deze wat pokdalige Nederlandse jongens zagen er uit alsof ze – tussen twee wiskunde-colleges door – onderweg waren naar de schaakvereniging.

De altsaxofonist heette Holger. Dat maakte het er ook niet makkelijker op. Jazzmuzikanten heten toch Kenny, Herbie of Dexter. Maar Holger?

Met de sex, de drugs en de rock ’n roll die ik associeerde met jazz leek het ook allemaal weinig te maken te hebben. Maar ik gaf de jongens het voordeel van de twijfel. Blind verliefd was ik op deze gekke, nieuwe muziek en sowieso was ik nog veel te jong om een mening te hebben.

Toen ze Nostalgia in Times Square speelden gebeurde er iets.

Alsof ik tot dat moment alleen nog maar de kleuren geel, rood en blauw had gezien en iemand mij voor het eerst lila had laten zien.

Wat een prachtig mysterie. Waren het misschien de ritmes? Dit was geen machinaal boem-tak. Dit leeft. Het beweegt. En ze doen dat ook nog allemaal tegelijk, ze reageren zelfs op elkaar.

Het verloop van de muziek was onvoorspelbaar. Niemand wist precies wat er ging gebeuren – en dat was ook geen probleem. This was fun.

En dat geluid van de instrumenten. Dat zoiets kón op een altsax! Van de noten kon ik weken niet slapen.

Ik had maar één ding in mijn hoofd: de wondere wereld van de jazz. De spannende melodieën, avontuurlijke ritmes en betoverende akkoorden.

Nostalgia was mijn eerste kennismaking met de muziek van Charles Mingus. Later ontdekte ik nog de heerlijke plaat Mingus at the Bohemia. De rest van zijn geweldige oeuvre gaat meer dan een leven lang mee. Op YouTube staat een fantastische documentaire over hem: Triumph of the Underdog (1998) van 80 minuten.

Lezen over jazz is ook niet alles – hoe leuk ook – want er gaat niets boven live jazz. Maar weet je, misschien wordt dit stukje wel gelezen door iemand van vijftien, die ook een zoektocht is begonnen. Als ik daaraan iets zinvols kan bijdragen, zou dat geweldig zijn.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ook leuk