De diepte en breedte van Clifford Jordan op ‘Beyond Paradiso’

Voor het album 'Beyond Paradiso' van Clifford Jordan schreef ik de Engelstalige liner notes. Hier de originele Nederlandse tekst.

Er is nog nooit een artiest geweest die zich graag in een hokje laat stoppen, en saxofonist Clifford Jordan is daarop geen uitzondering. Maar hij is hiervan misschien wel een hoogst fascinerend voorbeeld. In een carrière van zo’n veertig jaar heeft hij zijn leven verrijkt – en daarmee het leven van miljoenen jazzliefhebbers – met veelkleurige muzikale avonturen, creatieve uitstapjes, experimenten en waarlijke vriendschappen. Veel daarvan is bewaard gebleven, veel ook niet, daar had je bij moeten zijn. Hij nam de aardse blues mee uit Chicago, de spirit van Charlie Parker en Lester Young, voegde zich in de ‘golden age of jazz’ bij de grote jongens in New York, plukte de culturele vruchten uit Europa, was persoonlijk betrokken bij de opkomst van avant-garde jazz en maakte eind jaren zestig de ‘black consciousness’ revolutie niet alleen van dichtbij mee, met zijn sociaal gedreven ondernemerschap gaf hij er ook handen en voeten aan.

Deze uitgave bevat afgestofte en opgepoetste opnamen uit de schatkamer van het Nederlands Jazz Archief van de vriendelijke tenorreus op een kruispunt in zijn loopbaan. Twee muzikale rencontres met wat op papier een paar slechts lokale muzikanten zijn, maar die op gruwelijk hoog niveau musiceren. Prachtige momentopnamen van een onverstoorbaar, zachtaardig tenorist die je gerust de koning van het understatement kunt noemen, en die tot op het laatst zijn eigen fabuleuze zelf bleef.

Clifford Jordan Beyond Paradiso
Clifford Jordan Beyond Paradiso, foto (c) Pieter Boersma, uitgave van het Nederlands Jazz Archief

Clifford Jordan: eerste jaren

Clifford Laconia Jordan (1931-1993) groeit op in de wijk Bronzeville in Chicago, een paar mijl ten zuiden van het centrum. Zijn moeder is lerares en muzikant, zijn vader werkt bij de post en repareert radio’s en koelkasten. Hoewel hij vanaf zijn kleutertijd klassieke pianolessen krijgt van zijn moeder, zoekt Clifford de liedjes van de jukebox liever zelf uit. Hij wordt gelovig opgevoed (‘Christian Scientist’) en zijn oma is heel actief in de kerk. Van haar leert hij spirituals. Op zijn 13e koopt hij een saxofoon: ‘I worked selling newspapers until I saved $25 to buy a C-melody sax. After the first day I could play Body & Soul.’

Beroemd en berucht zijn de verhalen over zijn muziekleraar op de DuSable High School. Captain Walter Dyett maakt van de schoolband een gerenommeerd jazzlaboratorium. Jordans klasgenoten zijn saxofonist John Gilmore en bassist Richard Davis. Ook Johnny Griffin loopt daar rond. Dyett was streng, vertelt Jordan in 1986 aan radioman Leigh Kamann: ‘A lot of people wanted to be in the band but the instructor wouldn’t let any bad apples in there. Once he detected you couldn’t play, he’d kick you out of the band room.’

Ook Richard Davis herinnert het zich levendig: ‘We weren’t afraid of the cops, but we were afraid of Captain Dyett!’

Van Dyett moet de jonge Clifford eerst een half jaar bassaxofoon spelen, dan een jaar klarinet en hobo, voordat hij tenorsax mag spelen in de schoolband. DuSable brengt nog veel meer grote namen voort, zoals Nat King Cole, Dinah Washington, Gene Ammons, Andrew Hill en Eddie Harris. Dat Chicago jarenlang een rijke broedplaats is van jazztalent, kan geen toeval zijn.

Vanaf zijn 15e speelt Clifford Jordan op feestjes:  ‘I played the blues in Chicago with everyone who’d want to play with me’. In zijn muzikale ontwikkeling vormen Charlie Parker en Lester Young de rode draad.

‘If Bird plays, you feel his whole body. It’s a human sound, like a voice. I especially impressed with his first record Now’s the Time. He plays simple melodies, almost like Hucklebuck. We never called it bebop. We didn’t even call it jazz at that time.’

Hij noemt ook altist Tab Smith en Slam Stewart als zijn helden. Tenoren uit Chicago zoals Gene Ammons, E. Parker McDougal en Von Freeman zijn doorgaans door testosteron voortgedreven herentenoren. Ze doen battles, spelen met het mes op tafel. Maar Clifford luistert liever naar de zoete tenorsound van Lester Young.

‘I’m not an innovator. But I always had a good tone on the saxophone.’ Hij is autodidact maar vastberaden om heel goed te worden. ‘At the time I could always play Now’s The Time and Billie’s Bounce and all that kind of stuff. I learned it very young. I would play a lot of fast notes and everybody thought I was really super hip. I always played by ear, but I never learned how to read music, because the music I wanted to play was never written down’.

New York

Hij blijft zich ontwikkelen en vanwege zijn connecties met Kenny Dorham en Max Roach lukt het hem om zich in januari 1957 in New York te vestigen. Op zijn debuutplaat op Blue Note Blowing In from Chicago speelt Jordan zij-aan-zij met zijn leeftijdgenoot en speelmaatje uit Chicago, tenorist John Gilmore (die zijn werkende leven vooral aan Sun Ra zou wijden) en met Horace Silver, die hem vraagt voor zijn kwintet.

‘Modern jazz is in a rut,’ de New Yorkse journalist Don Nelsen schrijft op 15 september 1957 in de Daily News na hun optreden in in de Village Vanguard. Maar het optreden van de ‘powerful individuals’ van het Horace Silver Quintet is ‘a happy exception’.

Clifford begint naam te maken en maakt opnames met Paul Chambers, Sonny Clark, Lee Morgan en J.J. Johnson. Er kleeft ook een nadeel aan New York, zegt hij:

‘I never could get the rock and roll gigs or commercial gigs I used to get in Chicago, so I was a little disappointed. So now I am a “specialist” – a jazz saxophone player.’

Samen met zijn (eerste) vrouw Shirley Johnson verhuist Jordan een tijdje naar de West Coast. Op 11 september 1958 wordt zijn dochter Donna Jewel Jordan Harris geboren in Los Angeles. Nadat hij in 1959 terugkeert naar New York vraagt Cannonball Adderley hem een band te formeren, aan eigen repertoire te werken, flink te repeteren en dan een plaat op te nemen. Daarbij fungeert talent-scout Adderley als een soort A&R manager van platenlabel Riverside. Dat leidt tot Jordans album Spellbound (1960), de vijfde in de serie ‘A Cannonball Adderley Presentation’. Een van de bekendste originalsdaarop is Toy, dat Jordan componeerde op de speelgoed-vibrafoon van zijn dochtertje.

Max Roach, Charles Mingus, Eric Dolphy

Clifford Jordan blijft in the picture en treedt in 1961 toe tot de groep van Max Roach. Het levert hem ook kritiek op: weer zo’n jong iemand die Rollins probeert te imiteren. Alleen maar omdat Jordans geluid een beetje op dat van Rollins lijkt. Maar Sonny Rollins ‘inspired, but not influenced him’, zegt Jordan erover. Jordan speelt in juli 1963 sopraansax op het postuum verschenen Iron Man van de baanbrekende rietblazer Eric Dolphy. In 1964 speelt Clifford Jordan twee keer in Nederland. In januari met het Max Roach Quartet en in april met het Charles Mingus Jazz Workshop Sextet, waarin hij samen met Dolphy het front vormt.

Naast eigen platen, de vele sessies met onder andere Sonny Stitt en Kenny Dorham, geeft Clifford Jordan in deze periode steeds meer les, bijvoorbeeld op het Pratt Institute in Brooklyn, een particuliere universiteit voor creatieven, Voor Jazz Interactions geeft hij lezingen en concerten voor openbare schoolkinderen in New York. Voor de Dancemobile en Jazzmobile School dirigeert hij bands. Hij werkt als ‘music consultant’ voor de Bedford-Stuyvesant Youth in Action.

Eigen platenlabel

Op dat moment, eind jaren zestig, groeit onder met name zwarte intellectuelen de behoefte aan zelfvoorziening: artiesten willen hun werk zelf promoten, bezitten en distribueren. De omstandigheden zijn echter uiterst onzeker en ondanks het gebrek aan wettelijke erkenning organiseert de nieuwe generatie jazzmusici in Manhattan dan maar zelf – en met elkaar – concerten en festivals. In hun eigen kerk, op de campus of in een leegstaande loft. Niet alleen de muziek wordt vrijer en rumoeriger: in de steeds meer sociaal bewuste en politiek geladen teksten komen thema’s voor als racisme, burgerrechten en empowerment.

Clifford Jordan wil een eigen platenlabel oprichten en daarvoor produceert hij in de periode 1968-1969 tien afzonderlijke sessies, met Pharoah Sanders, Charles Brackeen, Cecil Payne, Ed Blackwell, Wilbur Ware én met zichzelf als leider. De opnamen staan bekend als de ‘Dolphy Series’, een ode aan de baanbrekende, in 1964 overleden Eric Dolphy. Clifford Jordan zelf is tijdens deze sessies in topvorm. Begin 1969 neemt hij Vienna, Doug’s Prelude, Ouagoudougou en 872 op met Don Cherry, Kenny Dorham, Julian Priester, Wynton Kelly, Richard Davis, Wilbur Ware, Al Heath, Ed Blackwell en Roy Haynes. Deze opnamen komen pas in 1972 terecht op In the World (1972) de eerste in de seriePlannen voor een eigen label lopen op niets uit, en om zijn sessies alsnog uit te brengen benadert Jordan het nieuwe label Strata-East. Oprichters en ‘independent black musicians’ Charles Tolliver en Stanley Cowell geven de artiesten volledige vrijheid om op te nemen wat ze maar willen.

Europa en Paradiso

Collega’s zoals Don Byas, Dexter Gordon, Albert Ayler en Johnny Griffin ontvluchten intussen de onrust in Amerika en maken de oversteek naar Parijs, Kopenhagen of Amsterdam. Daar hangt een gezonder artistiek klimaat, zegt men. In juni 1969 stappen Clifford en Shirley Jordan – ze kennen de vrouw van bassist Jimmy Woode, zij woont in België – in Norfolk op een vrachtschip naar Antwerpen, om een appartement te betrekken in de Brusselse wijk Sint-Gillis. Van daaruit kan Jordan voor concerten gemakkelijk naar Parijs en Scandinavië – en Nederland.

Het optreden van Clifford Jordan op 10 september 1969 zou eigenlijk in Paradiso plaatsvinden, waar de door Hans Dulfer georganiseerde jazzavonden regelmatig voor de radio worden opgenomen. Maar op dat moment kampt het podium met problemen en gaat een maand dicht. De muziektempel is uitgegroeid tot een iconisch centrum van de ‘counterculture movement’ en bovendien een van de eerste plekken waar het gebruik van soft drugs (en de verkoop ervan) binnen wordt getolereerd. De directie van Paradiso vraagt zich onderhand of al die hippies van over de hele wereld echt voor de muziek komen. Ze zorgen voor overlast. Kortom: de wilde jaren gaan hard en dwingen het legendarische muziekpodium tot een broodnodige herbezinning.

Radiomakers Kees Schoonenberg, Aad Bos en Michiel de Ruyter maken in de jaren ’70 voor de VARA het fameuze Radio Jazz Magazine, om de week op de woensdagavond. Een actueel, rijk gevuld, baanbrekend radio-format uit de gouden tijd, met studio-opnamen, nieuws, reportages en ‘blindfold tests’ en regelmatig live-uitzendingen vanuit Paradiso, omdat het dáár gebeurde. Voor de opnamen met Jordan wijken ze uit naar VARA studio 7 in Hilversum.

Jordan ontmoet voor het eerst Cees Slinger, met wie hij later nog vaker zal spelen, onder andere op het Timeless-album Sling Shot! (1986). De gretige en fantasierijke Slinger kan worden gezien als een adept van Cedar Walton, Jordan’s muzikale kameraad uit The Magic Triangle, hun kwartet met Sam Jones en Billy Higgins. De faam van de onnavolgbare ritmetandem Ruud Jacobs en Han Bennink gaat ver over de landgrenzen heen. Jordan zal zich wel rotgeschrokken zijn: de Dutchmen beheersen het moderne jazzidioom als geen ander, zetten zelf de toon en zijn overal voor in. Drie van de vier stukken die Jordan op de lessenaar zet heeft hij begin 1969 nog opgenomen voor Strata-East onder de titel In the world. De composities van Jordan uit deze periode kun je het beste zien als ‘schetsen’. Weinig afspraken liggen vast, er is veel ruimte om te improviseren.

‘Some people could write to make it sound like Gil Evans, Duke Ellington or Glenn Miller,’ zegt hij zelf, ‘but I just write what I feel. I leave a lot of leeway for performing – if I were to tell players exactly what to do I’d hate the music.’

Als Jordan een jaar later alsnog in Paradiso speelt, zit Cees Slinger ook weer op de pianokruk. De afwezigheid van percussie maakt ruimte om hier een meer straight-ahead blowing session van te maken. De baspartijen kun je wel overlaten aan de betrouwbaar stuwende bassist Jacques Schols. De visionaire slagwerker Martin van Duynhoven is niet van plan zich weg te laten spelen door de Amerikaan. Van rebels avant-garde is deze keer geen sprake: twee standards en de compositie Girl You’ve Got a Home die afkomstig is van Cecil Payne’s Zodiac sessie, die Jordan kort daarvoor produceerde. De Nederlandse begeleiders tonen onverminderd energie, ideeën en ambitie.

Fijnproever

Hoe het Clifford Jordan hierna vergaan is? In 1970 keert hij terug naar Amerika. In 1972 speelt hij speelt de rol van Lester Young in de jazz-musical Lady Day, A Musical Tragedy, met muziek van Archie Shepp en Stanley Cowell. In 1973 vindt hij een nieuwe liefde: in de New Yorkse jazzclub Boomer’s slaat de vonk over tussen hem en Sandy Williams. Het Strata-East album Glass Bead Games (1973), dat Jordan opneemt met The Magic Triangle, wordt tot op de dag van vandaag gezien als een hoogtepunt in zijn oeuvre. In augustus 1974 neemt hij Drink Plenty Water and Walk Slow op, een visionaire vocale plaat, noem het maar geëngageerde ‘black folk music’, met gesproken teksten van David Smyrl, een groot ensemble uitgebreid met cello, Charlie Rouse op basklarinet (!) en Jordans 16-jarige dochter Donna in het koor. Dit album ziet pas na een slordige 48 jaar het levenslicht. Er volgen nog veel hoogtepunten in de grillige carrière van de altijd zoekende Jordan, die tijdens de Nederlandse concerten duidelijk in een boeiende maar rumoerige periode zat.

Het album Clifford Jordan: Beyond Paradiso (2024) is zowel op cd als vinyl te koop bij het Nederlands Jazz Archief.

Clifford Jordan bevindt zich in de jazzgeschiedenis in een illuster en gedistingeerd gezelschap. Een eregalerij van fijnproevers als Benny Golson, Johnny Griffin, Paul Gonsalves, Don Wilkerson, Wardell Gray en Lucky Thompson (en geloof me, ik kan nog wel even doorgaan). Waren het acteurs geweest, dan stonden zij waarschijnlijk niet op het podium bij de uitreiking van de Oscars. Maar het zijn subtiele smaakmakers voor wie je enige tijd moet uittrekken om ze op waarde te schatten. Ze hebben allemaal zo hun specialismen, hun briljante momenten, hun grillen en hun nukken. Wat Clifford Jordan altijd kenmerkt: personality.

Vraag een tenorsaxofonist om een lage bes te spelen en hij krijgt het meestal wel voor elkaar. Maar zo helder, vol en compact als Clifford Jordan zijn lage noten speelt, dat kunnen er maar heel weinig. Ook in het hoge register pik je hem er meteen uit. Je hoort de liefde voor blues en bebop altijd dwars doorheen. Ik heb hem nog nooit een foute noot horen spelen, of iets wat niet goed getimed was. Een verademing, vergeleken met spelers die elke solo een langdradige en dramatische spanningsboog willen meegeven alsof elke dag moet eindigen met een emotioneel treinongeluk. Jordan kan streng zijn in zijn aanpak, maar in de bodem speelt hij blij en gelijkmoedig. A happy man.

Reageren? Graag!