De zonnige hooks van Hall & Oates

De vriendschap tussen Hall & Oates begint in Philadelphia. In 1967, tijdens een talentenjacht in de Adelphi Ballroom … Lees meer

De vriendschap tussen Hall & Oates begint in Philadelphia. In 1967, tijdens een talentenjacht in de Adelphi Ballroom lopen Daryl Franklin Hohl (1946) en John William Oates (1949) elkaar tegen het lijf. Ze blijken veel gemeen te hebben en raken niet uitgepraat.

Ze groeien op in de hoogtijdagen van de rijke, zonnige Philadelphia Sound, bekend van bijvoorbeeld The Three Degrees, The Trammps, Teddy Pendergrass, The Spinners, Harold Melvin & the Blue Notes en The O’Jays. Met de meesten hiervan werken Hall & Oates in hun beginjaren samen, als songwriters en sessiemuzikanten.

Hun carriere als duo begint in 1972. De boezemvrienden nemen de piepjonge en onvervaren, maar razend enthousiaste manager Tommy Mottola in de arm en tekenen een platencontract bij Atlantic, waar het debuutalbum Whole Oates uitkomt. Ze willen niet meeliften op de kruiwagen van het duo Gamble & Huff, die de dienst uitmaakt in Philly, maar ze zoeken hun eigen mix van r&b, soul en folk.

Hun tweede, zeer goed ontvangen album Abandoned Luncheonette (1973) is daarvan een mooi en geslaagd voorbeeld. Daarop staat ook het nummer She’s Gone, later gecoverd door Lou Rawls, dat door het duo zelf wordt gezien als hun beste song.

Blue Eyed Soul

Helaas vindt Atlantic de samenwerking geen succes en trekt de stekker eruit. Als ze bij RCA tekenen, keert het tij. Via de regionale radiostations wordt Sara Smile, Hall’s muzikale liefdesbrief aan zijn nieuwe vlam, een eerste bescheiden succes.

Ze moeten er flink aan trekken en druk om een hit te schrijven is hoog. Op de radiostations, die langzaam maar zeker worden overspoeld met disco, krijgen de R&B-getinte songs van het duo nog maar weinig airplay.

Maar in 1977 is het raak: Rich Girl staat op 1.

Opvallend is dat Hall & Oates een hoge gunfactor genieten in de zwarte gemeenschap. Wellicht speelt het mee, dat ze uit ‘The City Of Brotherly Love’ komen?

Georgie Woods van (het door ‘zwarte’ R&B en civil rights movement gedomineerde) radiostation WDAS bedacht voor het ‘street credible’ duo de term blue eyed soul. Die term lijkt Hall & Oates op het lijf geschreven. Tekenend voor hun schatplichtigheid aan de ‘zwarte’ muziekgeschiedenis is het album Live at the Apollo.

Hun songs kenmerken zich door zonnige hooks met teksten die iedereen aanspreken, vlotte Motown-achtige songstructuren en natuurlijk de kraakheldere lead vocalen van Daryl Hall. De liedjes lopen als een trein. De vocal harmonies zijn indrukwekkend en Oates — die alleen in de beginjaren nog lead zingt — blijkt een fenomenaal gitarist. Hun live shows zijn legendarisch.

Docu

Begin jaren tachtig sturen Hall & Oates alle producers naar huis. Ze doen het liever zelf en met succes: in de VS alleen scoort het duo in totaal 34 hits, 7 platina albums en 6 gouden albums. Reden voor Billboard Magazine om hen uit te roepen tot the most successful duo of the rock era, nog vóór The Everly Brothers. Supersterren dus.

In de documentaire Behind the music komt ook de keerzijde van het succes in beeld.

Ondanks de radiostilte (zie de docu) zitten de heren niet stil. Everytime You Go Away een hit die in 1985 bekend wordt door Paul Young, is van Hall’s hand.

In 2003 leent Simply Red delen uit I can’t go for that voor de dance-hit Sunrise.

Sinds 2007 heeft Hall zijn eigen (bekroonde) online muziekserie Live from Daryl’s House waarin hij elke maand allerlei gasten uitnodigt. Of zoals hij het zelf noemt: ‘playing with my friends and putting it up on the Internet’.

Update 2021: het lijkt erop dat de YouTube-serie een stille dood is gestorven.

Hall & Oates treden op tijdens het North Sea Jazz Festival op zondag 13 juli 2014.

Reacties op “De zonnige hooks van Hall & Oates”

  1. Ik wil “Out of Touch” aan het lijstje toevoegen! (en Private Eyes) Maar ik kan me de street cred van Hall & Oates niet herinneren… bij mij is het altijd een guilty pleasure gebleven.

    Beantwoorden

Plaats een reactie