Drummer Sonny Payne: ‘It Might As Well Be Swing’

Het is juni 1964. In Los Angeles neemt zanger Frank Sinatra een album op met de Count Basie big band, uitgebreid met een aantal strijkers.

De plaat gaat It Might as Well Be Swing heten; na het album Sinatra-Basie is het de tweede plaat die ze samen maken. De arrangementen zijn deze keer van de pas 31-jarige Quincy Jones, die het geheel ook dirigeert.

Op het repertoire staan hits uit die tijd, die door ‘Q’ in een swing-jasje zijn gestoken.

Op de lessenaar staat het nummer More, een destijds beroemd thema van de Italiaanse documentaire Mondo Cane uit 1962.

We zoemen in op drummer Sonny Payne. Hij is van de oude stempel. Swing is zijn ding.

Hoe hij More speelt is koninklijk, magistraal. Luister eerst maar even:

Voor wie wil weten wát er nu precies gebeurt, heb ik het even opgeschreven.

Op papier is niet ingewikkeld: op de bovenste rij van de notenbalk zien we het patroon van de ride cymbal. De middelste partij geeft de rim shot weer (op 2 en 4) en daaronder de kick (heel zachtjes in vieren).

Drummen les 1, zeg maar.

Sonny Payne It Might As Well Be Swing

Het punt is: wát er nu precies zo magisch aan is, kun je er niet aan aflezen. Het is niet op te schrijven. Je kunt het niet zien, alleen horen.

Feel, dynamiek, energie.

Sonny Payne geeft de hartslag aan, het ritme; hij geeft time.

Het heeft er zeker mee te maken wat hij allemaal niet speelt: hij laat veel weg.

Slechts enkele keren gooit Payne een welgemikte, compacte handgranaat in de groep, om de accenten van de blazers in te leiden of kracht bij te zetten.

Voor de rest is het één grote, blij voorbij waggelende swingtrein. Wat een feest.

It might as well be swing

Behalve Payne achter de potten en de pannen, bestaat de ritmesectie uit Count Basie zelf op piano, bassist George Catlett en gitarist Freddie Green. Ook deze heren kon je wel om een boodschap sturen.

Frank Sinatra maakte sinds eind jaren veertig al furore. Miles Davis leerde ballads spelen door naar Sinatra te luisteren.

Sinatra’s behandeling van tekst en timing zag Miles als een lichtend voorbeeld. Intussen was Quincy Jones hier druk bezig zijn beroemde arrangeer-stijl te ontwikkelen: blazers-riffs als ‘antwoord’ op de zangmelodie. De briljante trompettist en arrangeur Jerry Hey, met wie Jones veel samenwerkte, had de techniek tot in de puntjes verfijnd, bijvoorbeeld op Thriller van Michael Jackson en Give me the night van George Benson.

Dit geweldige orkest van Count Basie speelt de arrangementen zo goed samen, dat elke sectie klinkt als één instrument. Veel beter wordt het niet in big band land.

Zet Sinatra, Basie en Quincy Jones bij elkaar en de jazz klinkt zeldzaam hecht, helder en swingend.

En ik geniet altijd extra van Sonny Payne.

Plaats een reactie