Hoe het Miles Davis Quintet geschiedenis schreef in The Plugged Nickel

In december 1965 waren Miles Davis, Wayne Shorter, Herbie Hancock, Ron Carter en Tony Williams op weg naar jazzclub The Plugged Nickel in Chicago. Het tweede Miles Davis Quintet zou geschiedenis gaan schrijven. Een reconstructie.

Inhoud

Herbie, Ron, Tony

Na het vertrek van Wynton Kelly, Paul Chambers en Jimmy Cobb was Miles Davis in 1963 begonnen met het samenstellen van een nieuwe band. Op aanraden van oudgediende Coltrane begon Miles met tenorsaxofonist George Coleman. Die had meteen pianist Harold Mabern voorgedragen, zijn maatje uit Memphis. Maar die samenwerking duurde maar kort. Zijn opvolger, pianist Victor Feldman schitterde nog op Seven Steps to Heaven (april 1963), maar zou nooit een vaste kracht worden; maar zijn goed betaalde studiowerk in Los Angeles wil hij er niet voor opgeven.

Miles’ oog viel op pianist Herbie Hancock, een wunderkind dat eerder was ontdekt door Donald Byrd. Een rijzende ster, die technisch alles aankon en in korte tijd al een indrukwekkend cv had opgebouwd met eigen albums voor Blue Note en als sideman bij Grant Green, Roland Kirk, Eric Dolphy en Jackie McLean.

Na het vertrek van Paul Chambers was bassist Ron Carter Miles’ eerste keus. Daar was hij snel uit. De boomlange Carter was door zijn ervaring met onder andere Eric Dolphy bovendien goed ingewijd in de nieuwere, vrijere jazzvormen. Drummer Frank Butler, die op Seven Steps meespeelde, was slechts een tijdelijke kracht.

De drummer op wie Miles Davis zijn zinnen had gezet was Tony Williams, een 17-jarige supertalent. Hij had eerst nog verplichtingen bij Jackie McLean voordat hij met Miles op pad mocht. Ritmesectie compleet!

Toen zijn nieuwe ritmesectie een paar dagen bij Miles thuis had gerepeteerd, vroeg hij zijn booking agent om zoveel mogelijk optredens te regelen. Met name het spel van Williams had Miles Davis weer vleugels gegeven.

‘Tony just lit a big fire under everyone in the group. He made me play so much that I forgot about all the pain in my joints.’ — Miles Davis

De weg van Wayne

In zijn studietijd werd Wayne Shorter regelmatig door Coltrane uitgenodigd om samen te spelen en te studeren. ‘You’re playing some funny stuff’, had hij tegen Wayne gezegd.

Vlak vóór zijn diensttijd werkte Shorter ook samen met Horace Silver. Na het afzwaaien trad hij toe tot de band van Maynard Ferguson, waar hij pianist Joe Zawinul tegen het lijf liep (met wie hij begin jaren zeventig de groep Weather Report zou oprichten). Coltrane had Shorter al naar voren geschoven toen Miles in 1961 op zoek was naar een nieuwe tenorsaxofonist, maar daar was de trompettist niet van gediend. Bovendien speelde Shorter toen al bij Art Blakey & the Jazz Messengers, het prestigieuze hardbopsextet dat gold als een kweekvijver van jong talent.

Voor het Vee-Jay label maakte Shorter een paar soloplaten en speelde — eerst met Lee Morgan, later Freddie Hubbard — uiteindelijk tot 1963 bij de Messengers. Shorter maakte ook als componist in die periode een sterke ontwikkeling door. Hij schopte het zelfs tot musical director. Intussen bouwde hij zijn eigen songbook op.

Na zijn vertrek bij Blakey in 1963 nam Shorter eerst een break. Hij deed wat sessiewerk en sloeg met zijn composities een nieuwe, meer abstracte richting in. Met onorthodoxe klankkleuren, verrassende akkoordwendingen en frisse melodische bouwstenen zocht hij de grenzen op van de vrijere, modale jazz.

Deze periode bleek later zeer vruchtbaar: onder eigen naam nam Shorter in negentien maanden maar liefst zes Blue Note-albums op: Night Dreamer (april 1964), Juju (augustus 1964), Speak No Evil (december 1964), The Soothsayer (maart 1965, werd pas in 1979 uitgebracht), Etcetera (juni 1965) en The All Seeing Eye (oktober 1965). Stuk voor stuk klassiekers. Bij Coltrane had hij het gezien: imiteren is geen optie.

‘I knew I had to come up with something original, something of my own’ – Wayne Shorter

Shorter bezit een grote repertoirekennis, is ijverig, heeft talent en kent de muziekgeschiedenis door en door. Hij heeft de chops, schrijft ijzersterke, vernieuwende stukken en is overal voor in. Maar er is nog iets. Iets wat niemand heeft zoals hij: een buitengewoon sterke verbeeldingskracht. Shorter is in staat om muziek te transformeren.

Kwintet!

Rond 1964 was het kwintet van Miles nog druk aan het optreden met tenorist George Coleman. Legendarisch zijn de live opnames uit februari 1964, uitgebracht onder de albumtitels My Funny Valentine / Four & More, waarin de band de pannen van het dak speelt op een benefietconcert in New York.

Op aangeven van Williams werd Coleman (die niet avontuurlijk genoeg zou spelen) vervangen door de veel vrijer spelende Sam Rivers. Met hem ging de band in juli nog op tournee naar Japan. Maar ook Rivers bleek niet de magische schakel waar de band naar op zoek was.

Wayne was er intussen klaar voor. De muziek van het kwintet kende hij van a tot z. De bandleden begonnen hem te bellen.

“I sent the motherfucker a first class ticket, that’s how bad I wanted him” – Miles Davis

Het verlossende telefoontje van Miles kwam in september 1964. Wayne vliegt naar Californië en zonder te repeteren speelt het kwintet zijn eerste optreden in The Hollywood Bowl. Miles wist meteen dat hij het laatste stukje van de puzzel had gevonden. ‘You get the right guys to play the right things at the right time. Then you got everything you need.’

Nadat saxofonist Wayne Shorter zich in de zomer van 1964 bij de groep heeft gevoegd, begint het beroemde second quintet zijn concertreeks in Californië. Vergeleken met de bandleider (38) zijn Miles’ begeleiders nog jonge honden: Hancock is 23, Carter 26, Shorter 30 en Williams is nog maar 17. De groep gaat aansluitend op tournee door Europa. Het concert in Berlijn wordt uitgebracht als album: Miles in Berlin.

E.S.P.

In januari 1965 gaat de groep in Los Angeles de studio in voor het album E.S.P. Miles Davis had zijn bandleden na een lange periode van standards aangemoedigd om met nieuw werk te komen. Op E.S.P. neem het kwintet alleen nieuwe nummers op, met uitzondering van Agitation dat ook op het live repertoire staat. Hancock’s compositie Little One zou enkele weken later ook worden opgenomen en uitgebracht op Maiden Voyage.

Shorter draagt twee composities bij en zou na E.S.P. uitgroeien tot de voornaamste componist van de groep. Met een totale langte van 48 minuten is E.S.P. is voor die tijd een ongebruikelijk lang album. De improvisaties waren lang, het nieuwe, meer abstracte groepsgeluid, balancerend tussen hardbop en avant garde, is zich hier duidelijk aan het vormen.

Anti-music

Vlak na de opname van E.S.P. ondergaat Miles twee heup-operaties en heeft tijd nodig om te revalideren. De bandleden vermaken zich intussen uitstekend: ze brengen zelf platen uit en doen sessiewerk.

Het kwintet komt na negen maanden weer bij elkaar op 16 november 1965 in The Village Vanguard maar Miles is nog niet in topconditie. Vlak voor Kerstmis 1965 vertrekt het Miles Davis Quintet voor drie optredens naar Chicago. In het vliegtuig komt Tony Williams met een wild plan. ‘Hey, what if we made anti-music, like whatever someone expects you to play, that’s the last thing you play?’. Het heeft iets weg van een parlor game (een spelletje) maar omdat de groep zich er waarschijnlijk mee ontwikkelt, gaan de bandleden ermee akkoord.

Jazzclub The Plugged Nickel, die sinds 1962 wordt gerund door Michael Pierpaoli, heeft een capaciteit van maximaal tweehonderd man. Het podium zit half verzonken in de muur en lijkt daardoor eigenlijk niet geschikt voor serieuze jazzconcerten.

Als de band aankomt in de club, liggen er overal audiokabels. Producer Teo Macero van platenmaatschappij Columbia heeft besloten om de concerten op te nemen. Columbia wilde voorkomen dat het publiek te lang niets van Miles zou horen, nadat hij er een half jaar uit was geweest. Het kon nog wel even duren voor er een nieuw studio-album kwam. Door de opnamen krijgen de concerten een bijzondere lading.

Daardoor twijfelen sommige bandleden aan hun eerder gemaakte plannen voor hun muzikale ‘sabotage’-spelletje. Wat zou er gebeuren als het op tape komt?

Maar terugkrabbelen is geen optie. Niemand wil voor elkaar onderdoen en Tony Williams houdt iedereen aan de afspraak. Door de geplande opnamen staat iedereen op scherp. ‘It was time to grow or die.’

Live

Live borduurt de groep nog steeds voort op de standards die Miles al zo’n tien jaar op het repertoire heeft staan, zoals Walkin’, My Funny Valentine, If I Were a Bell, Stella By Starlight en So What. In Chicago lijkt de groep van plan om alle eerdere bewandelde paden voorgoed los te laten.

Naast zijn eigen fitheid heeft Miles nog iets anders te overwinnen. Zijn publiek komt namelijk voor Miles’ bekende werk, voor zijn gepolijste plaatopnames en de inmiddels wereldberoemde muziek van Kind of Blue. Het is de vraag of de jazzliefhebbers in Chicago openstaan voor de ongekende vernieuwingsdrang van de visionaire trompettist. Op de opnames is de onrust van het publiek goed te horen. Iemand roept de namen van Ray Brown en Paul Chambers heel hard door Ron Carter’s bassolo heen. Er gaat een telefoon. Eén ding is duidelijk: vanaf de eerste noot in The Plugged Nickel wordt er met zeldzaam vuur gespeeld. Alle registers gaan open.

In het begin moet Miles nog even wennen. Hij heeft zijn oude chops nog niet terug. Misschien is het wel daarom, dat hij zoveel ruimte laat aan zijn bandgenoten. Soms vallen er enorme stiltes. Solo’s duren ongewoon lang, soms vier of vijf minuten. De muziek staat bol van een nog niet eerder vertoonde spanning. Na de eerste set ontspant Miles. Ook hij durft nu risico’s te nemen. Tijdens één van de pianosolo’s neemt Miles Wayne nog even apart in de coulissen en vraagt hem:

Miles: “Do you ever feel like you could play anything you want?”
Wayne: “Yeah, I think.. I know just what you mean..”
Miles: “But could you also NOT play everything?”
Wayne: “Oh, that’s a lot harder.’

Het hek is van de dam. De band lijkt maar één gezamenlijk doel te hebben: de muziek volledig en opnieuw uitvinden. De ritmesectie is vindingrijk, lenig en maakte extreme keuzes. Er worden zo weinig mogelijk afspraken gemaakt. Midden in het nummer kan iemand onverwachts het tempo of de feel veranderen en daarmee de boel volledig opengooien.

Grenzen en initiatieven

Op Live at the Plugged Nickel worden nummers stilgelegd, soms ongewoon lang. Van oudsher dwingende akkoordenschema’s worden gekneed, gerekt en losgelaten. Vormen van de nummers worden vrijer gespeeld dan ooit. De cross-thythms vliegen je om de oren. De musici stoeien met elkaar en geven al improviserend de muziek opnieuw vorm. Elk moment is een ongekend muzikaal avontuur. De muzikale initiatieven zijn niet zozeer mooi bedoeld, eerder grof en confronterend.

Nummers als I fall in love too easily (waarvan vier versies werden gespeeld in twee dagen!) en So What zijn elke keer totaal anders. Grenzen en kaders vervagen. Vanuit een collectieve intuïtie worden de standards getransformeerd door muzikanten die alle bagage hebben om een transitie te maken.

Schitterend is de manier waarop Wayne Shorter nummers als On Green Dolphin Street, All Blues en ‘Round Midnight een geheel nieuwe draai geeft. In de ruimte van één improvisatie ontstaan nieuwe muzikale bouwwerken, met alle kenmerken van autonome composities: een eigen puls, een eigen melodische spanningsboog en een zelfstandig harmonisch centrum. In de hoestekst van het album stelt Stanley Crouch dat de invloed van Wayne Shorter veel groter was geweest, wanneer deze opnames eerder waren uitgekomen.

Miles Davis The Complete Live At The Plugged Nickel 1965 Box
Mijn eigen The Complete Live At The Plugged Nickel 1965 Box

De 8-delige ‘Plugged Nickel box’

Van de drie avonden werden alleen de tweede en derde opgenomen; in totaal zeven sets: 7 uur en 32 minuten muziek. Al snel blijken deze opnames van bijzondere historische waarde. In eerste instantie komen de opnames (flink geknipt) in verschillende versies uit, zoals Cookin’ at the Plugged Nickel en later The Plugged Nickel Sessions. Voor de volledige lijst zie de online discografie van Miles Davis. Sony/CBS brengt in 1992 uiteindelijk alle opnames van de twee dagen uit in een zeer luxe uitgevoerde 8-delige box The Complete Live At The Plugged Nickel 1965. De box ontvang een zeldzaam kroontje van de Penguin Guide to Jazz. De box is alleen nog tweedehands te krijgen.

Miles Smiles, Directions, Sorcerer, Water Babies, Nefertiti, Circle In The Round, Miles in the Sky, Filles De Kilimanjaro.. Uiteindelijk leidt Miles de band naar In A Silent Way en Bitches Brew. Allemaal absolute klassiekers. Maar daar en toen in Chicago werd iets doorbroken. De muzikanten komen los van hun basis, ze spelen nog vrijer dan free jazz. De jazz spirit klonk zelden zo rauw, fris en energiek als tijdens deze serie concerten. Zoals Shorter-biograaf Michelle Mercer het mooi zegt: ‘When they got lost, they got lost together.’

Het is de grote verdienste van Miles dat hij dit voorzag, deze groep de ruimte gaf, dat hij de richting gaf. Deze band durfde in Chicago voor het eerst dingen die niemand eerder had gedurfd.

De Plugged Nickel-box is een collector’s item. De luisteraar waant zich op de eerste rij van de jazzclub en is zó getuige van één van de grootste mijlpalen in de jazzgeschiedenis.

Luisteren

De tracks in onderstaande video:
On Green Dolphin Street
So What
The Theme

tom beek (c) hans reitzema

Tom Beek, saxofonist, tekstschrijver, webdesigner en fotograaf. Onregelmatig op Twitter en Instagram. Eindredacteur Jazz Bulletin. Nerd/helpdesk/detective. Gek op jazz, koffie en camera's. Ruikt aan boeken.

0 gedachten over “Hoe het Miles Davis Quintet geschiedenis schreef in The Plugged Nickel”

Plaats een reactie