In april 1961 speelde tenorsaxofonist Hank Mobley in de band van Miles Davis. Een killer band. Extreem goed op elkaar ingespeeld. Swingend, spannend en messcherp.
Op het album In Person: Friday Night at the Blackhawk, Complete – live-opnamen uit die periode die samen als één album zijn uitgebracht – is Mobley op zijn best, als u het mij vraagt.
We weten dat Miles niet lang daarna een nieuwe, meer abstracte richting zou inslaan. Maar zover is het in 1961 nog lang niet.
Miles speelt de sterren van de hemel. Het is moderne jazz, maar nog steeds redelijk traditioneel. Ook Paul Chambers, Jimmy Cobb en Wynton Kelly zijn on the top of their game.
Maar Mobley, jongens! – in bloedvorm. Van zijn begeleiders krijgt hij alle ruimte. Hij maakt zich er allesbehalve gemakkelijk vanaf. Hij speelt met zoveel vuur, met bravoure en blues.
Vergis je niet in zijn wat lome stijl. Met verrassende harmonische vondsten zoekt hij alle hoeken en gaten op van het vrijere hardbop-idioom en deze standards — die hij daarmee fris en avontuurlijk laat klinken.
Het hoogtepunt is voor mij Bye Bye Blackbird. Pianist Wynton Kelly dirigeert met zijn spaarzame, maar zo swingende begeleiding de saxofonist naar een magistrale solo. Mobley op zijn best!
Reacties op “Hank Mobley op zijn best”
In vele interviews lees je dat Miles niet tevreden was over Mobley. Persoonlijk denk ik dat dit meer te maken had met Miles dan met Mobley. Blijkbaar had ie meer met Coltrane. Coltrane en Mobley dat is appels en peren. Persoonlijk ben heb ik veel meer met Mobley. Zijn stijl is heerlijk relax, tegen de beat aanhangend. Mobley’s persoonlijkheid zat ‘m in de weg, zeker in deze periode. Mobley werd niet voor niets gevraagd door Miles. Maar het lijkt me stug dat Mobley enig weerwoord bood tegen de niet altijd even vriendelijke Miles. Hij moet zeker geïntimideerd zijn geweest door Miles en alle aandacht. Bepaalde muzikanten waren vernieuwers, Miles, Coltrane, Parker, Rollins etc. Mobley niet, en toch is ie staat ie bij mij op bijna eenzame hoogte. Die sound. Het valt ook niet helemaal uit te leggen. Dat is vaak ook het mooie van muziek. Gewoon draaien en niet…..Leuk artikel.
Leuk stuk; goed om weer even wat over die plaat te lezen.
Op de oorspronkelijke LP-uitgave van Miles At The Blackhawk is ongelooflijk veel geknipt. Sommige stukken waren zo lang dat er niet twee op één kant van een LP kon zetten. Dus zette Miles de schaar erin en kwamen heel wat solo’s Mobley (en Chambers) op de vloer van de editing room terecht. Gelukkig is het voor de CD-release destijds allemaal weer mooi in elkaar gezet. Miles koos voor Mobley om meerdere redenen. Sonny Stitt was ook al een paar keer met de band meegegaan sinds Coltrane’s vertrek maar Miles was niet tevreden (“He plays Dm7 on So What”) maar Mobley was in voorkomende gevallen altijd makkelijk geweest met invallen en bracht geen ego mee de bühne op. Bovendien lijkt het waarschijnlijk dat Coltrane Mobley ook heeft aangeraden bij Miles. Coltrane komt als gast voor op veel platen waarop Mobley de leider is en Mobley kende de aanpak van Coltrane bij Miles buitengewoon goed. In de Bye Bye Blackbird-versie van Miles At The Blackhawkzit zelfs een lange quote uit Coltrane’s solo over dat stuk uit 1955 toen hij het met Miles had opgenomen. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat Miles geen ‘agressief’ spelende tenor naast zich wilde hebben. In de optiek van Miles zouden mensen als Johnny Griffin, John Gilmore of Clifford Jordan (om er maar een paar te noemen) daarin ook niet gepast hebben, onafhankelijk van hoe fabelachtig deze mensen konden spelen. Mobley was heel duidelijk zijn eigen man en je hoeft maar naar Soul Station te luisteren om dat meteen te begrijpen. Tenslotte (en dat is mijn eigen vermoeden) hield Miles van mensen die naast spelen ook goede stukken schreven (een van de dingen die hij later in George Coleman niet, maar in Wayne Shorter wel vond), omdat dat iets zegt over hoe je muzikale brein werkt. Saturday Night At The Blackhawk is trouwens ook een aanrader. 😉
“After I lost Miles, I lost myself’, moet Mobley over zijn periode bij Miles Davis hebben gezegd. Het gastoptreden van Coltrane op Someday My Prince Will Come was een cruciaal moment in Mobley’s carrière. Blijkbaar was het een klap in zijn gezicht dat Miles Coltrane had teruggevraagd. Een klap die hij naar eigen zeggen nooit meer te boven is gekomen. Eén en ander staat prachtig beschreven in het boek ‘Lost Heroes: de vergeten helden van jazz’ van Fred van Doorn.
In dit verhaal staat ook het gevleugelde citaat: ‘Hank Mobley is the middleweight champion of the tenor’, aldus Leonard Feather