Dexter Gordon, heer en meester van de tenorsax

Weinig jazzsaxofonisten spreken zo tot de verbeelding als tenorist Dexter Gordon. Als hij het op zijn heupen heeft, ... Lees meer

Weinig jazzsaxofonisten spreken zo tot de verbeelding als tenorist Dexter Gordon. Als hij het op zijn heupen heeft, kan iedereen wel inpakken. Zijn levensverhaal zien we in de documentaire More than a dream.

De jonge Dexter

Dexter Keith Gordon (1923) groeit op in Los Angeles. Zijn vader is dokter, kent veel grote jazzartiesten persoonlijk en neemt de jonge Dexter vaak mee op sleeptouw naar concerten — ook backstage.

Vanaf zijn dertiende speelt Dexter klarinet. Hij is onder de indruk van de klarinettisten uit New Orleans vanwege hun enorme geluid. Later stapt hij over op de altsax.

Als puber besteedt hij al zijn zakgeld aan jazzplaten en wordt verliefd op Basie. Tegen Bert Vuijsje vertelt hij in Jazzportretten: ‘I fell in love with that band — Lester, Herschel Evans, the whole band. Duke was just fantastic, but the Basie band really hit me.’ Zijn keuze voor tenorsax is gemaakt.

Dex maakt zijn school niet af, stapt op de Southern California Bus en begint zo zijn carriere in de big band van Lionel Hampton onder de hoede van lead-alt Marshall Royal.

Als hij 15 is, mag hij officieel nog niet in clubs optreden, maar vanwege zijn lengte komt hij daar gemakkelijk mee weg.

Solo’s speelt hij nog niet; die zijn weggelegd voor de eveneens piepjonge Illinois Jacquet, die in 1942 een sterrenstatus verkrijgt door zijn solo in de hit Flying Home.

Gordon speelt met onder andere Fletcher Henderson, Louis Armstrong en Nat King Cole.

Als hij in december 1944 wordt gevraagd voor het legendarische Billy Eckstine Orchestra verhuist hij naar New York. In Blowin’ the Blues Away heeft hij een mooie tenor-feature samen met Gene Ammons. Op 52nd Street leert hij alle bebop-muzikanten kennen.

Van zijn werk uit de jaren veertig vind ik vooral de sessies voor het label Savoy erg leuk en interessant.

Zijn groei is duidelijk. Het zijn sterke, compacte tracks, zowel op riffs als bebop gebaseerd, met titels als Blow Mr. Dexter, Dexter’s Deck, Dexter Rides Again, Dexter Digs In, Dexter’s Riff, Dexter’s Mood. Een superheld in wording.

In de lijn van Louis Jordan en Earl Bostic kan het ruige, ritmische spel van Dexter Gordon ook worden gezien als belangrijke aanzet voor de nieuwe generatie rhythm & blues saxofonisten, zoals King Curtis.

Maar de stijl van Dexter is meer dan dat. Verfijnder. Artistieker.

Als één van de weinigen weet hij de (ritmisch en harmonisch complexe) bebop language te vertalen naar de tenorsaxofoon, tot dat moment een ‘swing’ solo-instrument bij uitstek.

Long Tall Dexter

De boomlange tenorist is sterk beïnvloed door Lester Young, Coleman Hawkins en Charlie Parker. Zijn spel slaat een brug tussen de swingsaxofonisten en de volgende generatie tenoristen zoals Coltrane en Rollins.

Met zijn robuuste geluid, zijn lepe timing en zijn heldere muzikale ideeën ontwikkelt Dexter Gordon door de jaren heen een herkenbare, sterke en populaire saxofoonstijl. Stevige, in de blues gewortelde swing met een moderne touch die, alle jazz- en modetrends ten spijt, altijd staat als een huis.

In 1946 verhuist Gordon weer naar Los Angeles, waar hij regelmatig samenspeelt met andere tenorreuzen, zoals Teddy Edwards en vooral Wardell Gray.

Ze spelen met het mes op tafel. Met The Duel en The Chase zetten Dexter en Wardell Gray de tenor-battle definitief op de kaart.

Europa

De jaren vijftig van Dexter zijn wisselvallig. Hij brengt behoorlijk wat tijd door in de gevangenis. Gelukkig weet hij zijn muzikale reputatie hoog te houden. Voor Blue Note maakt hij een paar schitterende albums.

In 1962 vertrekt hij vrij onverwachts naar Europa. En blijft daar. Over het ‘waarom’ doet zijn weduwe later een boekje open:

‘Dexter left for Europe because Ronnie Scott had invited him to perform at his club in London. When he got there, he was invited to Copenhagen and to Paris, and when he looked up, it was 14 years later.’ — Maxine Gordon

De tenorreus woont afwisselend in Denemarken en Frankrijk. Af en toe vliegt hij de oceaan over voor een opname. In een Franse studio neemt hij in 1963 het album Our Man in Paris op, één van mijn favorieten.

In zijn lange solo op Scrapple from the Apple bijvoorbeeld, rijgt Dexter het ene na het andere briljante idee aan elkaar, energiek en met een prachtige, volwassen stijl, waarin zowel swing, hippe bebop als modale invloeden in volle bloei staan. Er gaat ook rust van uit.

The Maze

Een van mijn andere lievelingssolo’s staat op het album Takin’ Off van Herbie Hancock, bekend van de jazzhit Watermelon Man. Hancock, net ingelijfd door Miles Davis, is duidelijk van een modernere, vrijere en abstractere richting. Maar de muziek is doorspekt van blues. Dexter houdt zich in deze setting majesteitelijk staande.

Op The Maze werkt hij zich door de akkoorden en de groove, zoals alleen hij dat kan: elegant, ruig en inside. Dit is een zeldzaam goede solo, in alle opzichten.

Speciale aandacht gaat in dit nummer uit naar de geweldig stuwende pianobegeleiding van Hancock. Luisteren en drie maal daags herhalen.

Homecoming

In 1976 viert Dexter zijn thuiskomst in New York met een serie heroïsche optredens in The Village Vanguard. Het jazzpubliek is hem niet vergeten en stroomt massaal toe om hem te horen.

In de periode 1976-1980 neemt hij vijf steengoede albums op voor Columbia: Homecoming, Sophisticated Giant, Manhattan Symphonie, Live at Carnegie Hall en Gotham City. Sony Legacy brengt deze albums uit in een mooie verzamelbox.

‘Round Midnight

Met een hoofdrol in de film ‘Round Midnight (1986) beleeft Dexter opnieuw een comeback. Het even mooie als tragische jazzverhaal is opgedragen aan Bud Powell en Lester Young.

Als nietsvermoedende middelbare scholier was ik ontzettend onder de indruk van de setting, van de romantiek — en natuurlijk de prachtige muziek. In de loop van de film gaat Dexter steeds beter spelen. Ontroerend.

‘Round Midnight was voor mij een opening naar de muziek van bijvoorbeeld Wayne Shorter, Bobby McFerrin, Freddie Hubbard en Chet Baker.

Niemand zou de rol van Dale Turner beter kunnen spelen dan hij. Het levert hem een Oscar-nominatie op. Plus de status van jazz-superster tot aan zijn dood in 1990.

Vlak daarvoor hoor ik hem nog live spelen op het North Sea Jazz Festival. Dat optreden staat in mijn geheugen gegrift. De man was gehavend, maar zijn stijl en sound waren er nog steeds.

Wanneer Dexter een ballad speelt, neemt hij de lyrics graag als uitgangspunt van zijn melodie. Op het podium citeert hij de tekst aan zijn publiek voor, vlak vóór het spelen. Indrukwekkend, ontroerend en zo rijk aan traditie.

“Jazz to me is a living music. It’s a music that since its beginning has expressed the feelings, the dreams and hopes of the people…” — Dexter Gordon

De 50 minuten durende documentaire More than a dream van Don McGlynn uit 1996 vertelt het meeslepende verhaal over het leven en werk van één van de grootheden van de tenorsaxofoon. Blow Dexter, blow!

Reageren? Graag!