De swing van J Dilla

Hiphop-producer J Dilla werkte met een indrukwekkende lijst van artiesten: The Pharcyde, Questlove, Pharrell, De La Soul, A Tribe Called Quest, Robert Glasper, D’Angelo, Bilal en Common, enzovoorts. Zijn invloed is huge. Hoe komt dat? En hoe maakte hij zijn beroemde beats?

J Dilla wordt in 1974 als James Dewitt Yancey geboren in Detroit. Daar groeit hij in de jaren ’90 – onder andere door zijn werk met Slum Village – uit tot een van de pioniers van de underground hip hop. Als J Dilla in 2006 overlijdt, is hij pas 32.

Het begon allemaal eind jaren ’80. In de studio in zijn kelder had J Dilla duizenden lp’s. Daarvan nam hij korte audiofragmenten op in zijn Akai Midi Production Centre. Om precies te zijn: de MPC60 sampler/drumcomputer (vanaf 1988), en later de Akai MPC3000 (vanaf 1994). Stand-alone samplers nog nieuw.

Van het ene liedje pakte hij de kick, van een andere plaat haalde hij een snare. De hihat kwam weer ergens anders vandaan. Maar hij samplede bijvoorbeeld ook gitaar-riffs. Om de geluiden te kunnen gebruiken moest hij de samples slicen (in plakjes snijden) en choppen (bijknippen). Hij legde een hele verzameling samples aan in zijn MPC. Elke sample zat onder een vierkante, aanslaggevoelige toets, een pad. Door met zijn vingers op te pads te trommelen maakte hij nieuwe drumbeats.

Zo’n drumcomputer rekent ook uit wat je waarschijnlijk bedoelt en zet jouw beats (desgevraagd) netjes in de maat, in een ritmisch raster van zestiende noten. Dit noemen ze quantise, ofwel quantiseren.

Nadeel hiervan, vond J Dilla, was dat de muziek uit drumcomputers daardoor vaak mechanisch en voorspelbaar klonk. Op de MPC’s heet de quantise-functie timing correct. En het werkt iets anders dan op andere drumcomputers: het ritmische raster is veel groter, waarbij je niet beperkt bent tot de standaard onderverdeling van zestiende noten. Op de MPC kun je dus veel preciezer bepalen waar jouw drumgeluiden terechtkomen.

Het tweede waarin de MPC anders was, is de shuffle-functie. Daarmee kun je swing aanbrengen. Dat is de ultieme menselijke factor. Want in Afrika of Berlijn hebben ze een andere opvatting dan in Brazilië, Detroit of New Orleans. Ook een soort correctie dus, maar eentje die je naar eigen smaak kunt finetunen. Op de MPC gaat het shuffle-percentage van 50 tot 75%. Eén procent maakt al een groot verschil. Dat maakte de MPC uniek. En daar maakte J Dilla handig gebruik van. Want technologische mogelijkheden zijn altijd leuk, maar je moet het wel op een originele, muzikale manier gebruiken. J Dilla toverde met zijn MPC. Hij was een meester in het knippen van samples en in het maken van beats. Hij haalde muziek uit de machines.

Nu niet gelijk op Marktplaats gaan zoeken naar een MPC60. Ze zijn zwaar, onhandig, traag en duur. Bijna alle professionele DAW (digital audio workstation) programma’s zoals ProTools, Ableton Live en Logic Pro bieden uitgebreide mogelijkheden om swing nauwkeurig te programmeren. Daarvoor heb je dus geen oude MPC nodig.

Behalve het exact en swingend plaatsen van zijn drumgeluiden, bracht J Dilla ook subtiele verschillen aan in dynamiek. Net als drummers van vlees en bloed: sommige noten harder, anderen juist zachter. Je zou kunnen zeggen dat hij de imperfectie van goede drummers juist beschouwde als muzikale perfectie. Dat maakt het helemaal af. Ook al weet je dat het machines zijn, de beats van Dilla hebben een levendige, menselijke touch. Een groove is niet alleen een statisch boem-boem-tak, hebben sound en feel.

Zo, nu weet je wat de swing is van J Dilla. Maar waarom was zijn invloed dan zo groot? Questlove, drummer van The Roots, was blown away door de beats van J Dilla. ‘Hij heeft mijn leven op zijn kop gezet.’ In deze video vertelt hij erover, erg interessant. Ook D’Angelo, die geroemd wordt om zijn unieke time-feel, verwijst vaak naar Dilla.

We moeten niet vergeten dat Jay – zoals hij ook wordt genoemd – veel meer deed dan de hele dag beats programmeren: hij was producer. Zijn samples haalde hij vaak van obscure, al lang vergeten platen. Soms waren zo cheesy dat je niet verwachtte dat die voor hiphop zouden worden gebruikt. Na een treatment van J Dilla kon je ze meestal niet meer herkennen. Hij gaf hiphop een smeuïge saus, vol spanning en mystiek; maar nog steeds iets om op te dansen. Met zijn swingende chops drukte hij zijn stempel op een hele generatie en groeide hij uit tot een van de stille smaakmakers van de jaren ’90.

Een typisch voorbeeld van J Dilla’s muzikale handtekening is dit liedje van rapper Common. The Light (2000) is eigenlijk een liefdesliedje. Misschien zingt Common het wel voor Erykah Badu, waar hij lang verliefd op was. Hoe dat zit, zullen we nooit weten. Wat we wél weten: dit is precies de heerlijke, onmiskenbare J Dilla saus.

tom beek (c) hans reitzema

Tom Beek. Saxofonist. Schrijver. Consultant. Twitter. Instagram.

Plaats een reactie