In de coulissen bekeek ik mezelf in een spiegel. Met mijn The Martin altsaxofoon en mijn Otto Link mondstuk. Ik was trots maar ik vond het ook doodeng. Ik speelde nog niet zo lang. Het geluid van de saxofoon vond ik magisch. En nu stond ik zelf op een podium. Voor mensen te spelen!
Nadat ik een kwartier in de coulissen op mijn beurt had gewacht, was daar het intro van The St. Louis Blues. Ik hoefde maar een stuk of twintig noten te spelen. Uit mijn hoofd.
Ik stapte naar voren.
Vol in het tegenlicht van duizend lampen. Ik wist wat ik moest doen, waar ik heen moest lopen. De klakkende geluid van mijn schoenen over de houten vloer galmde door de schouwburg. Klak-klak-klak. De lucht gevuld met hoop en verwachtingen.
Nadat ik mijn eerste noten had gespeeld (en een nervous breakdown blijkbaar had overleefd), keek ik omhoog. Daar, achter een metersdik gordijn van rook en licht, zag ik een kolkende mensenmassa. Ik kon geen gezichten zien, maar ik voelde de aanwezigheid van de honderden kinderen en hun papa’s en mama’s en opa’s en oma’s in het publiek, ik hóórde ze ademen.
Mijn optreden ging goed. Ik had geluk: Maarten, de zanger met wie ik dit duet speelde en die een paar klassen hoger zat dan ik, had het ijs voor mij gebroken. Hij ging er helemaal voor. Samen speelden we onze St. Louis Blues. Ik speelde, hij zong, we improviseerden, we deden tussendoor een onduidelijk, niet ingestudeerd dansje en zongen en speelden. En ik genoot intens.
De magie van theater
Zo ging ongeveer mijn aller-, allereerste optreden. Alles bij elkaar duurde het misschien nog geen drie minuten maar in mijn beleving was dat een half uur.
Maarten en ik werden ondergedompeld in gejoel en applaus. De hoeveelheid dopamine die er toen in mijn 15-jarige lichaam werd aangemaakt was enorm. Applaus is een soort overwinningsroes. Een warm bad van je geliefd voelen. Iedereen vond mij cool. Ook al had ik al die credits niet verdiend, vond ik zelf, maar ik voelde me toevallig wel geweldig. Mensen juichen en klappen niet omdat je er staat, maar omdat ze voelen dat je het probéért. De echte sterren van de schoolmusical waren natuurlijk de acteurs, de regisseur en de decorbouwers, die al maanden bezig waren. Maar dat ging aan mij voorbij. Ik was king of the world want ik had opgetreden en succes gehad!
Leidse Schouwburg
Zoiets vergeet ik nooit meer. Het was in de Leidse Schouwburg, waar we in 1985 met de leerlingen en docenten van het Stedelijk Gymnasium Leiden de jaarlijkse schoolmusical speelden: Het Vriendje.
De geur van het theater kan ik zo weer oproepen. In de ondergrondse gangen van de schouwburg renden we kris-kras door elkaar heen, van de opwinding. Tientallen kinderen die druk waren met verkleden, of gewoon ergens in de hoek nog even hun teksten zaten te oefenen. Uit alle klassen deden kinderen mee. Samenwerken na schooltijd verbroedert. Samen met docenten naar zoiets toewerken leidt tot onvergetelijke ervaringen en levenslange connecties. Samen mooie herinneringen maken.
Als ik dit schrijf, kijk ik terug. Inmiddels heb ik van saxofoon spelen mijn beroep gemaakt. En ik ben inmiddels zo’n tienduizend optredens verder, heb ik wel eens uitgerekend. Wie had dat toen gedacht?
Afgelopen dertig jaar heb ik bijna alle Nederlandse theaters gezien. Dus ik kan het weten: de Leidse Schouwburg is misschien wel de mooiste theaterzaal van Nederland. Niet te groot, niet te klein. Mooie akoestiek, prachtige vleugel, intieme sfeer.
Deze week, op woensdag 31 mei 2017 speel ik weer in dezelfde zaal, met Mike Boddé. Het is de dernière van onze tournee. We eindigen onze voorstelling De Geurige Man altijd met de blues. Dat maakt de cirkel rond.
Ik weet zeker: woensdag zie ik ook weer die houten vloer en die grote lampen op mijn hoofd. Zenuwachtig? Nauwelijks. Maar ik denk vast nog weer even terug aan die allereerste keer. En ik kijk vast weer even omhoog. Als u mij op het podium even omhoog ziet kijken, dan weet u dat ik geniet.