De afgelopen jaren heeft de sector het flink voor de kiezen gekregen. Vooral het hoger muziekonderwijs. Welke conservatoria kunnen blijven bestaan? Waar gaat het naartoe?
Het doel van het onderwijs is een filosofische kwestie: wat is belangrijker, waarheid of vrijheid?
Hoe dat met kunstonderwijs zit, is helemaal de vraag. Feit is, dat Nederland een rijk aanbod heeft aan kunstopleidingen. In het gehele landschap van het hogere onderwijs nemen de muziekopleidingen een bescheiden plek in. Jaarlijks studeren in Nederland honderden studenten af aan een HBO-opleiding muziek.
Het aanbod is sinds de eerste muziekvakopleidingen ‘lichte muziek’ (begin jaren tachtig) er flink op vooruit gegaan — en vooral verbreed. Waar je vroeger alleen nog kon studeren voor klassiek musicus of muziekdocent, kun je nu afstuderen voor sessiemuzikant, singer/songwriter, DJ, producer, studiotechnicus en multimedia-componist.
Op MBO-niveau schieten de popopleidingen de laatste jaren als paddestoelen uit de grond.
Na hun opleiding of master gaan de alumni op zoek naar een lesbaan, aan de slag in ‘het veld’: spelen in een coverband, meedoen aan talentenjachten, hopen op een doorbraak of ergens anders in de muziek aan het werk.
Wie heeft bedacht dat er voor al deze mensen straks betaalde banen zijn? Waar leiden de muziekopleidingen hen voor op? Is er nog wel sprake van een markt om te bestieren? Over welke beroepspraktijk hebben we het?
Speelruimte
Conservatoria vallen onder het bestuur van grote onderwijsinstellingen. Dat is het gevolg van de fusies in het onderwijs die begin jaren negentig werden ingezet. Kunstopleidingen in de regio werden samengevoegd, om kosten te dekken, processen te stroomlijnen, om te overleven. De karakteristieke, autonome conservatoria van weleer zijn nu onderdeel van zakelijk opgezette hogeschool-bolwerken, die vooral worden gestuurd en bestuurd op bedrijfsvoering, meetbaarheid en efficiency.
Muziekopleidingen moeten op papier concurreren met hun broeder- en zusteropleidingen onder hetzelfde dak. Wie de organisatiestructuur ziet van een gemiddelde hogeschool, zou denken dat muziek vergelijkbaar is met talen, wetenschap of economie. Toch zijn er wezenlijke verschillen met muziekonderwijs.
Talenstudies zijn veel ruimer opgezet en bieden bovendien een geheel ander voorland. Onder het mom van ‘een grote gemene deler’ worden intrinsieke verschillen hiermee gekortwiekt. Met maar één doel voor ogen: het tevreden stellen van de grote geldschieter, de overheid.
Hogescholen gaan gebukt onder bizarre overheidsvoorschriften, absurde accreditatie-normen en andere vergezochte competentieregels. Elk kwartier van een student moet geborgd, geadministreerd en geaccordeerd kunnen worden. Het is blijkbaar de enige manier om te voldoen aan de regeltjesdrift van de overheid — en alle stations daartussen.
Opleidingen hebben geen keuze. Anders kunnen ze fluiten naar hun centen. Waaróm dat zo is, vraagt niemand zich meer af, murw geslagen als we zijn, door de maatregelen van de overheid.
Valt het de onderwijsbonzen eigenlijk wel te verwijten? Dat kun je je afvragen. Wat wil je, als het van hoger hand ontbreekt aan visie? Als bezuinigen het enige doel is? Als er steeds minder geld is voor kwalitatief goed en gezond onderwijs? Welke speelruimte heb je, wanneer het beleid om de zoveel jaar weer volledig wordt omgegooid, door weer een nieuwe beleidsmaker die overal zijn plasje over wil doen?
Erg constructief is het niet. Op alle lagen van het beleid lijkt een dekentje te liggen dat iedereen verlamt: kan niet, mag niet, praat je niet over.
Mond houden en meedoen dus, anders verlies je als onderwijsinstellingen je centen, verlies je als medewerker je baan.
Verborgen werkloosheid
Er zijn nog maar enkele conservatoria die de studenten voor het uitkiezen hebben. Voor de rest is het belangrijkste streven om maar zoveel mogelijk studenten aan te nemen.
De salarissen van de onderwijsinstellingen worden namelijk betaald door de overheid, die een bedrag uitkeert per afgestudeerde student.
De positionering van het conservatorium binnen het bestaande stelsel, de criteria waarop met opgeheven hoofd nog kan worden afgestudeerd, en of de studie nog wel aansluit op de markt, lijken daarbij van ondergeschikt belang. Geld gaat vóór kwaliteit. Kwantiteit betaalt de rekeningen.
Door het ontbreken van een deugdelijke CAO is er veel verborgen werkloosheid in de gehele sector. ‘Leegstand’ is een bekend probleem op zowel conservatoria en muziekscholen. Om mensen krampachtig hun baan te laten behouden, wordt de schijn opgehouden van werkgelegenheid.
Zelfde oorzaak: subsidie. Wie de subsidie niet opmaakt, kan de volgende ronde naar zijn centjes fluiten (verzin hier zelf een woordgrap bij). Geld-op-papier weegt, bestuurlijk gezien, dus zwaarder dan de daadwerkelijke waarde. Wie houdt wie nu voor de gek?
Van oudsher kwam een flink percentage van de afgestudeerde conservatoriumstudenten uiteindelijk terecht op de muziekschool, als docent. Die ‘oude’ markt is structureel aan het wegvallen. Want ook daar is het kommer en kwel. Studenten die daar terechtkomen als docent, krijgen vaak te maken met vergane glorie. Niks vernieuwing, je bent blij met een baantje. Het is geen vetpot, maar het graag of niet. Lamgeslagen door deze wurggreep dreunen docenten elke week hun lesjes op. Zelf ontwikkelen ze zich nauwelijks. Ze zijn blij met elke schnabbel. De maatschappelijke druk is te hoog. Muziek wordt werk. En zo dooft het heilige vuur langzaam uit.
Is dat dan de culturele spirit die we doorgeven aan onze kinderen? Gelukkig zijn er uitzonderingen.
Markt?
Is dit failliete systeem nog te veranderen? Wie het onderwijs wil verbeteren, moet hemel en aarde bewegen om de politiek mee te krijgen.
Maar bestuurders hebben hele andere belangen. Náást de verantwoording die ze af moeten leggen over hun beleids- en bedrijfsvoering, telt natuurlijk ook de eigen carrière.
Dan gaat het zelden nog over muziek, over visie op cultuur, over de ontwikkeling van jonge creatieven, over het creëren van een cultureel bolwerk waarin onderwijsinstellingen samenwerken met overheid, wetenschap en bedrijfsleven.
Hoor ik daar het woord ‘ondernemerschap’? Er zijn genoeg inspirerende ambtenaren die het oude beeld wegpoetsen en beleid maken, niet gebaseerd op oude zuilen maar op waarden. Hoera! Waarden van wat er nú leeft en speelt.
Maar die stompen langzaam af. Moe en verlamd dat vernieuwing zijn weg niet vindt, in het door passieve, papieren bureauridders geleide apparaat, dat te traag en te corrupt is om in beweging te komen. Ook dat vuur krijgt nauwelijks kans om te branden. Theorie en praktijk stonden nog nooit zo ver uit elkaar.
Op welke markt worden muziekstudenten dan wel voorbereid? Waar wordt in de muziek tegenwoordig nog wel geld mee verdiend? Hoe kunnen we met muziek waarde creëren voor de maatschappij?
Ik weet wel een paar antwoorden, maar ik vraag me af welke conservatorium-bestuurder weet hoe de wereld er voor een beginnende muzikant uit ziet these days.
De wezenlijke verantwoordelijkheid van bestuurders is niet de bedrijfsvoering van hun eigen winkeltje. De echte stakeholders zijn de studenten zelf. Het ontbreekt de besturen aan richting, helderheid maar vooral verantwoordelijkheid in het hoger muziekonderwijs. Structureel.
Willen we echt vooruit met dit land? Of denken we de hele dag aan onze eerstvolgende vakantie? Ik weet het antwoord wel. En jij ook.
Van buitenaf lijkt het alsof het niemand ook maar iets interesseert. Een systeem dat in het echt allang dood is, maar dat op papier door iedereen kunstmatig in leven wordt gehouden. Niemand wil vernieuwen, iedereen wil houden wat-ie heeft, pakken wat-ie pakken kan en veranderen is de vijand.
Vernieuwing
Langzaam wordt het patroon duidelijk. Het gebrek aan vernieuwing in het hoger muziekonderwijs is schrijnend. Aan de bovenkant van de organisatie zit geen beweging. Er is geen geld. Wie iets in beweging wil zetten, is met handen en voeten gebonden aan beperkingen van bovenaf en raakt direct verstrikt in een oerwoud aan regels.
We kennen allemaal wel iemand, die enthousiast begint. Met goede ideeën over onderwijs. Maar ook daar is na een tijdje de motivatie gedaald tot een nulpunt. En zo zitten de ambitieuze — ooit begonnen als creatievelingen — allemaal hun tijd uit. Wachtend op de salarisstrook aan het eind van de maand.
Aan de interne kant van de organisatie wordt vernieuwing tegengehouden door mensen die misschien wel willen veranderen, maar vooral niet hun baan kwijt willen raken. De wens om te veranderen, wordt overschreeuwd door de angst om je baan kwijt te raken. ‘Ja maar, ik werk hier al dertig jaar.’ Begrijpelijk, maar daarom niet minder schrijnend.
Los van het menselijk drama, leidt deze gang van zaken tot de onontkoombare conclusie.
De kwaliteit van het onderwijs komt nooit op de eerste plaats.
Het zou hoopvoller moeten zijn. Het hoger muziekonderwijs kan namelijk gebruikmaken van een geweldig potentieel. De positie is riant: op het kruispunt van cultuur, ondernemerschap en maatschappij. De mogelijkheden om samen te werken zijn nog nooit zo groot en laagdrempelig geweest.
Helaas is het huidige stelsel er niet op ingericht om dat potentieel te verzilveren. Inspelen op een snel veranderend maatschappelijk landschap vereist snelheid, samenwerking en ondernemersgeest. Daarin is geen plaats voor eindeloze regelgeving en bureaucratie.
Waarom zouden we negen conservatoria in leven willen houden? Aan wie of wat zijn we dan loyaal? Het verleden kan niet belangrijker zijn dan de toekomst.
Om deze mokerslag te overleven, zullen alleen die opleidingen het redden, die meegroeien met de tijd en zich continu onderscheiden.
Bijvoorbeeld door internationaal samen te werken, door te anticiperen op technologische ontwikkelingen of door een vernieuwende bedrijfsvoering.
Het muziekonderwijs moet niet afwachten, maar anticiperen. Nu is er een onveilige cultuur waarin iedereen wacht op elkaar.
Talent
Er is nog een conclusie, die alles overwegend, moet worden onthouden. Voor een handvol talenten speelt het muziekonderwijs een belangrijke rol in hun carrière, maar niet dankzij dit stelsel.
De waarde van een systeem meet je af aan de functie die het systeem heeft. Structure follows strategy, en niet andersom. Als het systeem floreert, zijn het de mensen die de waarde creëren. Talent is het werkelijke kapitaal. Dat zit in de studenten en de docenten. De mensen maken een systeem succesvol.
De taak van het onderwijsbestuurders is om waarde van het werkelijke kapitaal te erkennen, deze opnieuw te prioriteren en de ontwikkeling ervan te faciliteren. Het huidige systeem ondersteunt dit niet. Dus zit het vooruitgang alleen maar in de weg. Ook de overheid kan hier effectiever op managen — als er ergens nog een gaatje is in de planning van eigen carrière.
Vernieuwing is geen optie, vernieuwing is noodzaak.
Als je ziet hoe verlammend het muziekonderwijs in elkaar zit, is het nog een God’s wonder dat er zoveel talent in Nederland rondloopt dat zich volop ontwikkelt en zich ondanks de eindeloze beperkingen, regels en crisis-signalen de ballen uit de broek werkt, zingt, schrijft en speelt met maar één doel: leve de muziek!
Geef een reactie