Het is zaterdagavond en ik ben in Porgy & Bess, een heerlijk jazzclub in Terneuzen op een soort mini-festival met meerdere artiesten op één avond. Ik heb net opgetreden, en als ik bezweet van het podium afloop kom ik in de gezamenlijke kleedkamer (op de 1e etage) Jules Deelder tegen.
Hij moet zelf straks ook naar het podium. In de kamer ernaast hoor ik Boris van der Lek alvast inspelen. Jules geeft me een compliment over mijn optreden en ik zeg: ‘Toen ik vijftien was, had ik les van Boris. Die speelde net als Ben Webster.’ Dat vindt Jules wel interessant. Ik vertel dat ik hem in mijn middelbare schooltijd zag optreden in het theater, en een keer zag spelen met Herman Brood. En later in jazzcafé The Duke – met die geweldige Ger Sax.
We kletsen nog wat over onbenullige details waar jazzfreaks nou eenmaal over praten, zoals alternate takes, de sound van Rudy van Gelder en of ze nou beter speelde mét of zonder speed. Intussen heb ik geen idee hoeveel tijd ik nog heb om nog even met Jules te kletsen. Ik vertel dat ik door zijn boeken verder ben gaan luisteren. Dankzij hem werden Tony Fruscella, Dodo Marmarosa en Eric Kloss voor mij helden. Als Jules dát hoort, leeft hij op.
Dan vraag ik: ‘Wie is nou je favoriete tenor?’ Zonder aarzelen antwoordt hij: ‘Mobley‘. Rollins vond-ie ook wel goed. Coltrane vindt-ie maar niks.
Ik moet lachen. Dat we van smaak verschillen, is in dit geval alleen maar leuk. Jules beschrijft het allemaal prachtig.
‘Ken je dat verhaal van Someday my prince will come‘, vraag ik. ‘Miles had Mobley ingehuurd, maar wilde eigenlijk liever met Coltrane spelen. Tijdens de opname laat hij Coltrane nog even een saxsolo inspelen, ná Mobley. Wat een actie! Het schijnt dat Miles Mobley maar saai vond.’
Daarop zegt Jules: ‘Miles moet zijn bek houden!’
Geweldig Tom
er is er 1 die zijn bek moet houden hier
Mensen zonder gevoel voor humor wordt verzocht niet te reageren.